Wat is het?
Het scafoid is een van de 8 handwortelbeentjes en is gelegen in het verlengde van de duim. Het is essentieel om de normale verhouding tussen de verschillende handwortelbeentjes te bewaren.
Wat is het ongevalsmechanisme?
Een val op de uitgestrekte hand waardoor er een overstrekking van de pols gebeurt.
Wat zijn de symptomen?
Pijn en zwelling in de anatomische snuifdoos. Dit is de natuurlijke inkeping aan de basis van de duim die wordt gevormd door de strekpezen van de duim.
Soms wordt deze pijn ten onrechte miskend als een polsverstuiking. De symptomen verbeteren meestal gedurende de weken na het ongeval, maar de breuk geneest meestal niet spontaan. Het risico op laattijdige polsartrose ten gevolge van een niet behandelde fractuur is dan ook reëel.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Bij vermoeden van een scafoidfractuur worden radiografische opnames van de pols gemaakt, aangevuld met specifieke opnames van het scafoid.
Frequent is er ondanks een normale radiografie toch een onderliggende scafoidfractuur aanwezig (1 kans op 6). De radiografies kunnen dan gedurende enkele weken normaal blijven. Daarom wordt bij vermoeden van een scafoid fractuur met normale radiografies best een CT-scan uitgevoerd. Een conebeam CT-scan met coupes in lijn met de lengte-as van het scafoid is te verkiezen en stelt de diagnose met een betrouwbaarheid van 94%.
Wat is de behandeling?
Verplaatste fracturen dienen steeds operatief te worden behandeld. De breuk wordt op zijn plaats gezet en vervolgens gefixeerd met een schroef centraal in het scafoid. Er wordt een speciale schroef gebruikt die de breukstukken comprimeert en bovendien volledig in het bot verzinkt. Deze schroef hoeft daarom in de regel niet meer te worden verwijderd.
De behandeling van onverplaatste breuken wordt bepaald door de lokalisatie van de fractuur. Hoe distaler de breuk, hoe beter de bloedvoorziening en hoe beter de botgenezing zal zijn.
- Onverplaatste breuken in de distale pool van het scafoid (groene zone) worden conservatief behandeld met 6 weken gipsimmobilisatie.
- Breuken centraal in het scafoid (gele zone) worden ook meestal met gips behandeld. Het duurt gemiddeld 12 weken vooraleer volledige botgenezing wordt bereikt en het gips kan worden verwijderd. Om snellere mobilisatie van de pols toe te laten wordt daarom bij sommige patiënten geopteerd voor een operatieve schroeffixatie. Dit geeft een snellere botgenezing (gemiddeld 7 weken), maar de kans op botgenezing is met beide behandelingsmethoden gelijk. Wanneer de diagnose van scafoidfractuur later dan 4 weken na het ongeval wordt gesteld, is het steeds aangewezen om een schroeffixatie uit te voeren gezien de verhoogde kans op slechte botgenezing.
- Breuken in de proximale pool van het scafoid (rode zone) hebben zulke slechte genezingscapaciteit dat ze steeds operatief dienen te worden behandeld. Bovendien zijn ze meer vatbaar voor avasculaire necrose van de proximale pool. Dit betekent dat door de slechte bloedvoorziening een deel van het scafoid afsterft en verschrompelt.
Wat bij niet-geheelde scafoidfracturen (pseudo-artrose)?
De behandeling wordt dan bepaald door het aspect van de breuk. Als de breuk nog mooi afgelijnd is kunnen we overgaan tot een schroefosteosynthese.
Bij langer bestaande breuken ontstaan er erosies en cysten ter hoogte van de fractuur. Deze dienen te worden opgevuld met botgreffen en worden nadien gestabiliseerd met een schroef.
Bij avasculaire necrose wordt best een botgreffe mét bloedvat gebruikt, de zogenaamde gevasculariseerde botgreffe.
Indien een scafoidfractuur lange tijd wordt miskend, treedt er progressieve kraakbeenslijtage op en ontstaat er polsartrose.