Wat is het?
Het os lunatum is een beentje dat centraal in het polsgewricht ligt. De ziekte van Kienböck is een avasculaire necrose van dit os lunatum. Dit betekent dat het beentje door een gebrekkige bloedvoorziening afsterft.  Alhoewel deze aandoening meer dan 100 jaar geleden voor het eerst werd beschreven, is de juiste oorzaak nog niet gekend. Er wordt verondersteld dat zowel anatomische, biomechanische, vasculaire als traumatische factoren kunnen bijdragen tot de ontwikkeling ervan. 
 
Hoe verloopt de ziekte?
Het afgestorven beentje verschrompelt stilaan, verliest zijn vorm en breekt. Dit zal uiteindelijk leiden tot gewrichtsslijtage met blijvende polspijn en functieverlies. Deze evolutie wordt ingedeeld in 4 stadia (Lichtman-classificatie):
 
Stadium 1: polspijn, zwelling en bewegingbeperking met nog normale radiografie.  
Stadium 2: sclerose (harder worden) van het os lunatum op radiografie.
Stadium 3: het os lunatum zakt in mekaar en breekt in stukken.
Stadium 4: slijtage van de gewrichten omheen het os lunatum
 
Hoe wordt de diagnose gesteld?
In het beginstadium kan de afwijking alleen worden vastgesteld met MRI scan.
 
 
Nadien worden de veranderingen ook duidelijk op gewone radiografie.
 
 
Wat is de behandeling?
De behandeling hangt af van het stadium waarin de ziekte zich bevindt.
In een vroeg stadium is de behandeling afwachtend. De pols wordt op rust gesteld, gecombineerd met de inname van ontstekingsremmers. De evolutie dient goed te worden opgevolgd.
 
Wanneer de pijn niet verbetert of achteruitgaat, is chirurgisch ingrijpen aangewezen.
Er zijn verschillende chirurgische behandelingsmogelijkheden. 
  • Wanneer de kraakbeenschil omheen het os lunatum nog intact is, wordt geprobeerd om het os lunatum te sparen. Dit kan op 2 manieren:
  • Revasularisatie: het dode bot wordt uit het os lunatum verwijderd en vervangen door een levend stukje bot met eigen bloedvoorziening. Dit stukje bot wordt meestal uit de onderarm genomen.
 
 
 
 
 
*Verbeteren van de krachtenverdeling om collaps te voorkomen: bij patiënten met de ziekte van Kienböck zijn beide onderarmbeenderen ter hoogte van de pols meestal niet van gelijke lengte. Door het langste bot in te korten (typisch de radius), wordt de drukverdeling ter hoogte van de pols beter verspreid en het os lunatum ontlast. Dit volstaat meestal om verdere inzakking van het botje te voorkomen.
 
 
 
 
Wanneer de kraakbeenschil van het os lunatum beschadigd is, kan dit botje niet meer worden gered. Dan zijn we aangewezen op operaties die de polsbeweeglijkheid aanzienlijk zullen verminderen.
*Proximale rij resectie. Als er nog geen polsslijtage is wordt het os lunatum verwijderd samen met de botjes aan weerszijde ervan. Na deze operatie verbetert de pijn en houdt de patiënt nog gedeeltelijke polsbeweeglijkheid over.
 
 
 
 
*Artrodese. Bij de patiënt met een versleten polsgewricht, kan de pijn alleen worden verbeterd door de pols vast te zetten (artrodese operatie).  Alhoewel bewegen van de pols niet meer mogelijk is, blijft het draaien van de onderarm en bewegen van de vingers wel bewaard.
 
 
Waar?